Met de Boxtelse Bloedprocessie wordt een traditie in ere gehouden, die teruggaat op een wonderbaarlijk voorval rond het midden van de veertiende eeuw in de Sint-Petruskerk. Het verhaal wil dat de priester Eligius van den Aker tijdens de mis bij de ‘consecratie’ nonchalant te werk ging en de kelk met reeds geconsacreerde witte wijn omstiet (afbeelding rechts: devotieprentje). De miswijn veranderde op de ‘corporale’, de doek die onder de kelk lag, miraculeus in een rode substantie. Volgens het katholieke geloof wordt wijn bij de consecratie weliswaar niet uiterlijk, maar ‘wezenlijk’ het ‘Bloed van Christus’ (zie ‘Achtergronden‘). De slordige priester werd door God terechtgewezen: Christus’ helderrode Bloed verscheen. De priester verborg de doek en maakte pas op zijn sterfbed in de biecht bekend wat er destijds was gebeurd en waar de bewuste altaardoek zich bevond. Kort daarop, in 1380, kreeg de dienstdoende geestelijkheid van de Boxtelse Sint-Petruskerk van de kerkelijke autoriteiten toestemming de corporale eenmaal per jaar op ‘Drievuldigheidszondag’, de zondag na Pinksteren, aan het volk te tonen. Later werd de doek die dag ook in de ‘Bloedprocessie’ door Boxtel dragen. Het dorp ontwikkelde zich dankzij het bloedwonder tot een drukbezochte bedevaartplaats.
Hoogstraten
In de geschiedschrijving is er abusievelijk van uitgegaan dat twee doeken bij het bloedwonder betrokken waren: de corporale en de ‘altaardwaal’, een doek die het altaar bedekt. Deze misvatting, die grote gevolgen had, kwam in 2021 aan het licht en leidde tot een herziening van de historiografie (zie verder). Uit angst voor mogelijke anti-katholieke acties tijdens de protestantse overheersing is de corporale, gewikkeld in een omslagdoek, vanaf 1608 twintig jaar ondergebracht in ‘s-Hertogenbosch. Beide doeken werden jaarlijks ter gelegenheid van de Bloedprocessie weer naar Boxtel gehaald. Niet bekend is waar ze zijn gebleven na de inname van de stad in 1629 en de inlijving van de Meierij van Den Bosch bij de Nederlandse Republiek. Mogelijk gingen ze meteen daarna al naar de katholiek gebleven Zuidelijke Nederlanden. De doeken zouden van 1648 tot 1652 in Antwerpen zijn geweest. Daarna werden ze in tijdelijke bewaring gegeven aan Hoogstraten, dichter bij Boxtel, hetgeen bezoek vanuit Noord-Brabant zou vergemakkelijken. Vanaf 1680 werd in Hoogstraten jaarlijks op de maandag na Drievuldigheidszondag de ‘Bloedprocessie’ met de doeken gehouden. Na verloop van tijd zou de processie zowel op deze zondag als de zondag erna plaatsvinden. Foto rechtsboven: voorafgaand aan een processie in 2014 toont pastoor Bart Rombouts van Hoogstraten de bloeddoek die daar wordt bewaard (foto: Ruud van Casteren).
Terugkeren
Hoewel nog lang na 1652 pelgrims de Sint-Petruskerk bleven bezoeken, waren er in Boxtel geen processies meer. Er gold immers een ‘processieverbod’, hetgeen betekende dat processies niet in de openbare ruimte mochten plaatsvinden. Tweehonderd jaar later liet de katholieke bevolking van Boxtel weten de doeken graag naar de parochiekerk te zien terugkeren. Er werd hiertoe een aantal pogingen ondernomen, aanvankelijk zonder resultaat. Maar op 27 februari 1924 bepaalde het Vaticaan dat de doek die als ‘corporale’ werd beschouwd naar Boxtel moest komen. De ‘altaardwaal’ zou in Hoogstraten blijven. Op 12 juni 1924 gingen 528 mannen mee naar Hoogstraten om de doek op te halen. Deze werd feestelijk overgebracht naar de Heilig Hartkerk te Boxtel, om van daaruit op 15 juni 1924 door de pastoor en drie kapelaans plechtig naar de Sint-Petruskerk te worden gedragen. Foto: de doek, te zien in de Boxtelse Sint-Petrusbasiliek voorafgaand aan en na afloop van de Bloedprocessie. Die dag werd voor het eerst sinds 1648 weer een ‘Bloedprocessie’ gehouden in de tuinen van de pastorie en het er naast gelegen Liefdehuis van de zusters JMJ. Deze boden echter onvoldoende accommodatie voor het regelmatig houden van processies. Daarom gingen de gedachten uit naar het inrichten van een ‘processiepark’ op een weiland van de zusters, vlakbij de Sint-Petruskerk. Dat gebeurde in de winter van 1924-1925. Vanaf die tijd werd de processie in het park gehouden (foto: het pas aangelegde processiepark, gefotografeerd vanaf de Sint-Petruskerk). Maar in de jaren dertig vond de ommegang weer in de straten van Boxtel plaats. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd op 4 juni 1943 de processie verboden. Op 22 april 1945 werd de doek in het reeds bevrijde Boxtel rondgedragen voor een spoedige bevrijding van Noord-Nederland, waar de nood hoog was. Vijf weken later vond op Drievuldigheidszondag de Bloedprocessie weer plaats als dank voor de bevrijding. Sindsdien trekt de processie jaarlijks op deze eerste zondag na Pinksteren door de straten van Boxtel. In 2021 werd uit bronnenonderzoek onmiskenbaar duidelijk dat de doek die Boxtel in 194 terugkreeg niet de ‘corporale’ ofwel de eigenlijke ‘bloeddoek’ is. Deze bevindt zich in Hoogstraten en wordt foutief als ‘altaardwaal’ aangeduid. De Boxtelse doek blijkt een soort ‘omslagdoek’ te zijn die als verpakkingsmateriaal voor de corporale diende. De zaak werd aangekaart bij de plaatselijke Heilig Hartparochie en de organisatie van de processie, maar leidde niet tot erkenning van foutieve geschiedschrijving en stappen om te komen tot teruggave van de echte bloeddoek.
Nieuwe huldestoet
Voor de Bloedprocessie in 1949, een kwart eeuw na terugkeer van de één van doeken, ontwierp de Brabantse kunstenaar Lucas van Hoek een compleet nieuwe huldestoet. Ten behoeve van de organisatie werd dat jaar de Heilig Bloedstichting Boxtel opgericht. De samenstelling van de ommegang werd later nog verschillende keren uitgebreid. Er waren in de jaren zestig en zeventig zo’n vijfhonderd deelnemers. Na de eeuwwisseling liep het aantal terug tot enkele honderden. De processie bestaat uit de volgende hoofdgroepen: een openingsgroep met tamboers en vendeliers, een bijbelse groep met onder anderen Adam en Eva die door een aartsengel uit het Paradijs worden verdreven, ‘klaagvrouwen’ (foto), Kain en Abel, profeten en apostelen, een liturgische groep, een historische groep en een mariale groep. Dan komen de schrijndragers, die de doek, geplaatst in een bursa, een rood foedraal, meevoeren in een neogotisch reliekschrijn. Hierna volgt de sacramentsprocessie. Om beurten dragen pastores van de verschillende Boxtelse parochies het Heilig Sacrament in een monstrans, begeleid door schuttersgilden. De processie wordt afgesloten door college van burgemeester en wethouders en een Boxtelse harmonie.
Toekomst
De ontkerkelijking die vanaf het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw in Nederland gestaag toenam, heeft de populariteit van Bloedprocessie aanvankelijk nauwelijks aangetast. Jaarlijks stonden vele honderden kijkers langs de processieroute en aan deelnemers was geen gebrek. Sinds het begin van het nieuwe millennium is het echter steeds moeilijker geworden om groepen van de ommegang volledig bezet te krijgen. Sommige zijn zelfs geschrapt. Ook de publieke belangstelling is sterk verminderd. De toekomst moet uitwijzen of de traditie van de Bloedprocessie de tand des tijds zal doorstaan.
Bron: Bedevaart en Bedevaartplaatsen in Nederland, onderdeel Boxtel, Heilig Bloed.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.